Wat geloven wij?

Het woord van God, zoals ons in de Bijbel is overgeleverd, is het enige richtsnoer voor ons geloof en leven. De belijdenis die hierna volgt, vormt de geestelijke grondslag voor onze geloofsgemeenschap. Op deze basis willen wij een hechte gemeenschap vormen; één in streven en overtuiging. Wij erkennen dat deze belijdenis van fundamentele betekenis is voor de verkondiging van het evangelie. Het gezag van deze belijdenis is echter ondergeschikt aan dat van de Bijbel en deze belijdenis geeft ook niet alle Bijbelse waarheden weer.

Ps. 119:105; Heb. 4:12; Heb. 5:11-6:3.

God, zijn wezen

Wij geloven in één God, de eeuwige Schepper en Onderhouder van hemel en aarde. Hij heeft zich in de Schrift geopenbaard als Vader, Zoon en Heilige Geest. Zijn bestaan kan uit zijn werk, de schepping, worden afgeleid. De Bijbel doet Hem, JHWH, kennen als de Almachtige, de Alwetende en de Heilige God, ten opzichte van wie alle mensen tekort schieten. Door zijn handelen met zijn volk, het Bijbelse Israël en de gemeente, en in Jezus Christus, Zijn Zoon, heeft Hij zich bovenal doen kennen als de Verlosser, die wil dat alle mensen behouden worden.

Deut. 6:4; Rom. 1:19, 20; Js. 42:8; Gen. 17:1; Heb. 4:13; Lev. 11:45; 1 Tim. 2: 3,4; Rom. 9; Rom. 11.

Jezus Christus, zijn persoon

Wij geloven in Jezus Christus, de eerstgeborene der ganse schepping en de eniggeboren Zoon van de levende God, onze Heer en Verlosser. Hij is verwekt door de Heilige Geest en geboren uit de maagd Maria. Hij heeft geleden onder Pontius Pilatus en is gekruisigd, gestorven en begraven en op de derde dag opgestaan uit de doden. Deze Jezus is opgevaren naar de hemel, waar Hij zit aan de rechterhand van God, bekleed met alle macht in hemel en op aarde.

Mt. 1: 20; 16:16; Kol. 1:15; Joh. 3:16; Lk. 1:35; Joh. 19:15-16; Joh. 19:30; Lk. 24:6; Hnd. 1:9-11; Heb. 10:12; Mt. 28:18.

Jezus Christus, zijn werk

Wij geloven dat Jezus Christus tijdens zijn leven op aarde de wil van God bekend maakte en het Koninkrijk van God verkondigde. Door zijn lijden en sterven aan het kruis heeft Hij voor ieder die in Hem gelooft een eeuwige verzoening tot stand gebracht. Zijn opstanding is het bewijs van deze verzoening en de verzekering dat wij met Hem zullen leven in eeuwigheid. Opgevaren naar de hemel is Hij daar onze voorspraak bij de Vader, bij wie Hij ook voor alle gelovigen bidt en pleit. Hij zal terugkomen in heerlijkheid om de levenden en de doden te oordelen.

Joh. 4:34; Lk. 4:18-21; Hnd. 10:38; Rom. 5:11; Heb. 9:12; 1 Joh. 2:2; Heb. 5:9; Hnd. 17:30-31; Rom. 1:4; Rom. 8:38-39; Joh. 5:24; 1 Joh. 2:1-2; Rom. 8:34; 1 Tim. 2:5-6; 2 Tim. 1:10; 2 Kor. 5:10; Opb. 20:11-15.

De Heilige Geest, zijn persoon en werk

Wij geloven in de Heilige Geest. Hij overtuigt van zonde tot bekering en bewerkt de wedergeboorte. Door Hem ontvangen wij kracht om getuigen van Jezus te zijn en om de zonde na te laten en een heilig en overwinnend leven te leiden, waarin de vrucht van de Heilige Geest zich kan openbaren. Hij deelt gaven uit aan eenieder zoals Hij dat wil, tot welzijn van de gemeente en tot vervulling van haar taak in de wereld.

Gen. 1:2; Joh. 16:5-15; Joh. 6:63; Hnd. 1:8; Tit. 3:4-7; Gal. 5:22; 1 Kor. 12:11; 1 Kor. 12:7; 1 Kor. 14:12.

Openbaring en Heilige Schrift

Wij geloven dat de Bijbel, die de geschriften van het Oude en Nieuwe Testament omvat, het door de Heilige Geest geïnspireerde woord van God is en Gods openbaring aan ons mensen. Daarom is de Bijbel de onfeilbare en gezaghebbende norm en inspiratiebron voor geloof, leer en leven.

Rom. 15:4; 2 Tim. 3:16; 2 Pet. 1:20, 21.

De Mens

Wij geloven dat de mens oorspronkelijk goed en volkomen is geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Door moedwillige overtreding is de mens in zonde gevallen en daardoor onderworpen aan de lichamelijke en geestelijke dood. Door de zonde valt iedere mens onder het oordeel. Redding hiervan is alleen mogelijk door aanvaarding van het verlossingswerk van Jezus Christus.

Gen. 1:27-31; Gen. 3:6, 17-19; Rom. 5:12-14.

Het reddingsplan van God

Wij geloven dat op grond van het volbrachte werk van Jezus aan het kruis van Golgotha er vergeving is van zonden en verlossing voor allen die zich tot God bekeren. Aan het kruis droeg Jezus als plaatsvervanger voor ieder mens de straf voor de zonde en bewerkte Hij voor iedereen, die in Hem gelooft, verzoening en vrede met God.

Joh. 19:30; Kol. 1:13,14; Joh. 1:12, 13; Joh. 3:16, 36; Jes. 53:5; Ef. 2:14-22.

De Gemeente

Wij geloven dat de Gemeente de gemeenschap is waardoor God zijn heilswerk onder leiding van Christus als Hoofd en door de kracht van de Heilige Geest, in deze wereld wil realiseren. Iedere wedergeboren gelovige maakt deel uit van deze universele gemeente. De plaatselijke gemeente is een zichtbare uiting hiervan. Door de dienst van oudsten, diakenen en de bedieningen, die God daartoe geeft, worden de gelovigen toegerust tot dienstbetoon aan God, aan de wereld en aan elkaar. Iedere gelovige behoort zich in een plaatselijke gemeente te voegen.

Ef. 3:10-12; 1 Tim. 3:15; Ef. 4:15,16; Hnd. 1:8; 1 Kor. 12:13; Mt. 5:13-16; Mt. 7:18; 1 Tim. 3:1-15; Tit. 1:5-9; 1 Tim. 5:17-19; Ef. 4:11-16.

De opdracht van de Gemeente

Wij geloven dat de gemeente de opdracht heeft Gods Koninkrijk bekend te maken op aarde door de verkondiging van het evangelie in al zijn volheid aan alle volken en hen te maken tot discipelen van Jezus Christus en te brengen tot gehoorzaamheid aan Gods wil. Deze opdracht gaat vergezeld van de belofte dat tekenen en wonderen de gelovigen zullen volgen, zoals de genezing van zieken en het uitdrijven van boze geesten.

Lk. 9:2; Hnd. 20:24-27; Mt. 28:18-20; Rom. 1:5; Rom. 15:18; Rom. 16:26; Mk 16:15-20; Joh. 14:12; Hnd. 2:43; 3:6; 6:8.

Doop en Avondmaal

Wij geloven dat de Doop door onderdompeling in water een getuigenis is van met Christus gestorven en opgewekt te zijn tot een nieuw leven. Allen die hun zonden belijden en geloven in Jezus Christus als hun Verlosser en Heer, behoren in gehoorzaamheid aan zijn bevel gedoopt te worden in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Wij geloven dat het Heilig Avondmaal een uitbeelding is van ons deelhebben aan het lichaam en bloed van onze Heer Jezus Christus en een verkondiging is van zijn dood, totdat Hij komt. De gelovigen nemen na zelfonderzoek deel aan het eten van het brood en het drinken van de vrucht van de wijnstok.

Mt. 3:13-17; Mt. 28:19; Hnd. 22:16; Mt. 26:26-29; 1 Kor. 11:23-29.

Doop in de Heilige Geest

Wij geloven dat God zijn gemeente toerust door de gelovigen te dopen in de Heilige Geest. Deze doop, ontvangen door geloof, wordt herkend door het spreken in nieuwe tongen, zoals de Geest deze geeft uit te spreken en ook door het functioneren van andere geestesgaven in de levens van de gelovigen.

Hnd. 1:4-5; Hnd. 2; 1 Kor. 12:1-11, 28-31; 1 Kor. 14; Ef. 5:18-21.

Toekomstverwachting

Wij geloven in de terugkeer van Jezus om als Koning in heerlijkheid te heersen. Wij verwachten een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid en vrede zullen wonen.
Wij geloven in de lichamelijke opstanding van de doden, van zowel rechtvaardigen als onrechtvaardigen.
Wij geloven dat Jezus als Rechter een rechtvaardig oordeel zal vellen over levenden en doden. Dat oordeel houdt in eeuwig leven en heerlijkheid voor hen die Jezus als Verlosser en Heer tot hun heil zijn blijven verwachten en eeuwige verlorenheid voor hen die dat niet hebben gedaan.

Mt. 24; Lk. 17:20-37; Joh. 5:28,29; 1 Kor. 15; 1 Tes. 4:13-18; Heb. 9:27-28; Opb. 3:10; 20:11-15; Opb. 21.

Geloofsbelijdenissen

Vanaf het eerste begin van de christelijke kerk hebben christenen nagedacht en met elkaar gesproken over de boodschap van de Bijbel. Waar staan we voor? Wat is het belangrijkste om door te geven aan onze kinderen en aan andere mensen? In de loop van de tijd heeft de kerk zich op verschillende punten uitgesproken en vastgelegd. Dat gebeurde in belijdenisgeschriften. In overeenstemming met Gods Woord, de Bijbel, worden in de belijdenisgeschriften essentiële standpunten voor leer en leven uitgewerkt en verwoord. De Evangelische Gemeente Hoogvliet hanteert de volgende geloofsbelijdenissen

Apostolische Geloofsbelijdenis

Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van hemel en aarde.

En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Heere;
Die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria;
Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, neergedaald in de hel; Op de derde dag opgestaan uit de doden; opgevaren naar de hemel, en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader; van daar zal Hij komen om te oordelen de levenden en de doden.

Ik geloof in de Heilige Geest. Ik geloof een heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap van de heiligen; vergeving van de zonden; opstanding van het lichaam; en een eeuwig leven.

Amen

Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel

Ik geloof in één God, de almachtige Vader, Schepper van de hemel en de aarde, van alle zichtbare en onzichtbare dingen.

En in één Here Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God, geboren uit de Vader voor alle eeuwen, God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God; geboren, niet gemaakt, van hetzelfde Wezen met de Vader; door Wie alle dingen gemaakt zijn.

Die, om ons mensen en om onze zaligheid, is neergekomen uit de hemel en vlees geworden door de Heilige Geest uit de maagd Maria en een mens geworden is; ook voor ons gekruisigd is onder Pontius Pilatus, geleden heeft, en begraven is, en op de derde dag opgestaan is overeenkomstig de Schriften, opgevaren naar de hemel, zit aan de rechterhand van de Vader en zal weerkomen met heerlijkheid om te oordelen de levenden en de doden; wiens rijk geen einde zal hebben.

En in de Heilige Geest, die Here is en levend maakt, die van de Vader en de Zoon uitgaat, die samen met de Vader en de Zoon aanbeden en verheerlijkt wordt, die gesproken heeft door de profeten.

En één heilige, algemene en apostolische kerk.

Ik belijd één doop tot vergeving van de zonden.

Ik verwacht de opstanding van de doden en het leven van de komende eeuw.

Amen

Geloofsbelijdenis van Athanasius

(1) Al wie behouden wil worden, moet voor alles het algemeen geloof vasthouden;
(2) als iemand dit niet volledig en ongeschonden bewaart, zal hij ongetwijfeld voor eeuwig verloren gaan.
(3) Het algemeen geloof nu is dit, dat wij de ene God in de Drieheid en de Drieheid in de Eenheid vereren,
(4) zonder de Personen te vermengen of het wezen te delen.
(5) Want de Persoon van de Vader en die van de Zoon en die van de Heilige Geest zijn van elkaar onderscheiden,
(6) maar de Vader en de Zoon en de Heilige Geest hebben één goddelijkheid, gelijke heerlijkheid, dezelfde eeuwige majesteit.
(7) Zoals de Vader is, zo is de Zoon, zo is ook de Heilige Geest.
(8) Ongeschapen is de Vader, ongeschapen de Zoon, ongeschapen de Heilige Geest;
(9) onmetelijk is de Vader, onmetelijk de Zoon, onmetelijk de Heilige Geest;
(10) eeuwig is de Vader, eeuwig de Zoon, eeuwig de Heilige Geest.
(11) En toch zijn Zij niet drie eeuwigen, maar één eeuwige;
(12) zoals Zij niet drie ongeschapenen of drie onmetelijken zijn, maar één ongeschapene en één onmetelijke.
(13) Evenzo is de Vader almachtig, de Zoon almachtig, de Heilige Geest almachtig;
(14) en toch zijn Zij niet drie almachtigen, maar één almachtige.
(15) Zo is de Vader God, de Zoon God, de Heilige Geest God;
(16) en toch zijn Zij niet drie Goden, maar één God.
(17) Zo is de Vader Here, de Zoon Here, de Heilige Geest Here;
(18) en toch zijn Zij niet drie Heren, maar één Here.
(19) Want zoals de christelijke waarheid ons noodzaakt elke Persoon afzonderlijk als God en als Here te belijden, zo belet het algemeen geloof ons van drie Goden of Heren te spreken.
(20) De Vader is door niemand gemaakt of geschapen of voortgebracht.
(21) De Zoon is door de Vader alleen, niet gemaakt of geschapen, maar voortgebracht.
(22) De Heilige Geest is door de Vader en de Zoon niet gemaakt of geschapen of voortgebracht, maar Hij gaat van hen uit.
(23) Eén Vader dus, niet drie Vaders; één Zoon, niet drie Zonen; één Heilige Geest, niet drie Heilige Geesten.
(24) En in deze Drieéenheid is geen sprake van eerder of later, noch van meer of minder, maar alle drie Personen zijn aan elkaar gelijk in eeuwigheid en in hoedanigheid.
(25) Daarom moet, zoals reeds gezegd werd, in alle opzichten zowel de Eenheid in de Drieheid als de Drieheid in de Eenheid vereerd worden.
(26) Wie dus behouden wil worden, moet wat betreft de Drieëenheid deze overtuiging hebben.
(27) Maar het is voor zijn eeuwig behoud noodzakelijk dat hij ook de vleeswording van onze Here Jezus Christus oprecht gelooft.
(28) Het ware geloof is nu, dat wij geloven en belijden, dat onze Here Jezus Christus, Gods Zoon, God en mens is.
(29) God is Hij uit het wezen van de Vader, voortgebracht voor de tijden, en mens is Hij uit het
wezen van zijn moeder, geboren in de tijd;
(30) volkomen God en volkomen mens, met een menselijke ziel en een menselijk lichaam;
(31) gelijk aan de Vader naar zijn goddelijke natuur, minder dan de Vader naar zijn menselijke natuur.
(32) En hoewel Hij God en mens is, is Hij toch niet twee, maar één Christus.
(33) Eén is Hij, echter niet doordat zijn goddelijke natuur in de menselijke veranderde, maar doordat Hij als God de menselijke natuur aannam.
(34) Eén is Hij, volstrekt niet door vermenging van naturen, maar door eenheid van Persoon.
(35) Want zoals ziel en lichaam één mens zijn, zo zijn God en mens één Christus.
(36) Hij heeft geleden voor ons behoud, is neergedaald in de hel en op de derde dag opgestaan uit de doden.
(37) Hij is opgevaren naar de hemel en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader; vandaar zal Hij komen om te oordelen de levenden en de doden.
(38) Bij zijn komst zullen alle mensen opstaan met hun lichaam en zij zullen rekenschap afleggen van hun daden.
(39) En zij die het goede gedaan hebben, zullen het eeuwige leven ingaan, maar zij die het kwade gedaan hebben, het eeuwige vuur.
(40) Dit is het algemeen geloof. Wie dit niet oprecht en standvastig gelooft, zal niet behouden kunnen worden